Artiesten en publiek
Kunstenaars belichtten het amusement van alle kanten. Henri de Toulouse-Lautrec en Henri-Gabriel Ibels waren meesters in het portretteren van artiesten op de bühne en achter de schermen, vaak met karikaturale trekken.
Félix Vallotton en Jean-Emile Laboureur vereeuwigden juist de menigte van Parijzenaren en dagjesmensen die samendromden op Wereldtentoonstellingen en in danszalen om het vluchtige vermaak te consumeren.

Jean-Emile Laboureur, Le Bal Bullier, 1898

Théophile Alexandre Steinlen, Bladmuziek La pécheuse van Georges Herbert en Alfred Bert, 1892
Kleinschalig vermaak
Veel uitgaansgelegenheden werden steeds commerciëler, waardoor in de jaren 1880 een tegenbeweging ontstond van kleinschalige theaters en cabarets, zoals Théâtre de l’Oeuvre en Le Chat Noir.
Dit waren broedplaatsen voor kunstenaars, schrijvers en intellectuelen, die samenwerkten aan een Gesamtkunstwerk van muziek, literatuur en beeldende kunst.
In de programma’s die prentkunstenaars voor deze gelegenheden ontwierpen is amusement soms het onderwerp, maar staat meestal het thema uit de voorstelling centraal.
Verder lezen:
- Phillip Dennis Cate et al., The Spirit of Montmartre. Cabarets, Humor and the Avant-Garde, 1875-1905, New Brunswick 1996
- Richard Thomson et al., Toulouse-Lautrec and Montmartre, Washington 2005
- C. Leribault et al., Paris 1900. La ville spectacle, Parijs 2014